Nederlands

 
dansorgel de mortier
Uitspraak
Woordafbreking
  • dans·or·gel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord dansorgel dansorgels
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het dansorgelo

  1. een orgel dat vroeger in danszalen of balzalen stond
    • Wie kan iets vertellen over het orchestrion dat tot 1940 in het Oldenzaalse hotel De Zon stond? De Almelose elektrotechnicus Willy van der Reijden (70) redde het enorme dansorgel van de ondergang. [2] 
    • Voor de goede orde: we kennen in ons land het grote straatdraaiorgel, dat ook bekendstaat als pierement. Het kermisorgel en het dansorgel zijn varianten van eerstgenoemde. Hoewel je in Noord-Nederland veelal kermisorgels in de straat aantreft, zijn ze in het zuiden des lands weer gekker op het dansorgel. [3] 
    • Carillonklokken, speeldozen, pianola*s, orchestrions, straat-, kermis- en dansorgels. Deze en nog veel meer vrolijke zelfspelende muziekinstrumenten staan te pronken in Museum Speelklok. [4] 
Verwante begrippen

Gangbaarheid

75 % van de Nederlanders;
85 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Tubantia 11-03-06 Wie herinnert zich het dansorgel van De Zon?
  3. De Telegraaf GUUS LIEKAMM 09 nov. 2012 Verslingerd aan Abraham
  4. De Telegraaf 27 feb. 2014 Vrolijke noot
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be