Nederlands

Uitspraak

(klemtoonhomogram)

Woordafbreking
  • da·mes·en·kel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord damesenkel -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

damesénkel o

  1. (sport) (netsporten) categorie wedstrijden waarbij één speelster het tegen één tegenstandster opneemt
     Op 15 november 1994 speelde ze in New York tijdens een masters-toernooi haar allerlaatste wedstrijd in het damesenkel.[1]
Verwante begrippen
enkelvoud meervoud
naamwoord damesenkel damesenkels
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

dámesenkel m

  1. overgang tussen been en voet bij een vrouw
    In zeer preutse opvattingen hoorde ook de enkel van een vrouw in het publiek niet zichtbaar te zijn.
     Men kon, desgewenst `privaat', fietsles krijgen in het Amsterdamse Vondelpark en dankzij de nieuw ontwikkelde `lage instap' bleef de damesenkel onzichtbaar.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Koen Greven
    “Levende legende bij vlagen briljant” (5 juni 2000) op nrc.nl
  2.   Weblink bron
    Jolande Withuis
    “In hansop naar de finish” (28 januari 2000) op nrc.nl