Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • da·mes·broek
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord damesbroek damesbroeken
verkleinwoord damesbroekje damesbroekjes

Zelfstandig naamwoord

de damesbroekv / m

  1. (kleding) wijdere broek gedragen door dames
    • Tot in de jaren 1960 was het voor vrouwen niet gepast om een broek of zelfs maar een damesbroek te dragen. 

Gangbaarheid