dagrecord
- dag·re·cord
- samenstelling van dag zn en record zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dagrecord | dagrecords |
verkleinwoord |
het dagrecord o
- uiterste waarde die men op één dag bereikt
- ▸ Curaçao heeft 124 nieuwe coronabesmettingen geregistreerd, opnieuw een recordaantal. In totaal zijn er nu 1305 mensen op het eiland besmet. Het vorige dagrecord werd vorige week donderdag gebroken. Toen werden 119 nieuwe gevallen geregistreerd. De afgelopen 24 uur zijn er drie mensen overleden aan het virus, allemaal boven de 70 jaar oud. Vijftien mensen liggen in het ziekenhuis, van wie twee op de intensive care. De toename van het aantal besmetting is vooral onder de lokale bevolking.[1]
- (meteorologie) uiterste waarde die men voor een bepaalde dag in het jaar bereikt
- ▸ Een week later, op 9 november, steeg de temperatuur naar 16,7 graden in De Bilt. Daarmee werd het oude dagrecord van 16,5 graden uit 1983 gebroken. Ook 18 november werd door Weerplaza toegevoegd aan het rijtje recordtemperaturen, toen in De Bilt een temperatuur werd gemeten van 14,6 graden. Het oude landelijke dagrecord stond op 14,5 graden in 2015.[2]
- Het woord dagrecord staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Weblink bron Woensdag 2 december 2020, 05:58“Opnieuw recordaantal besmettingen op Curaçao” (Woensdag 2 december 2020, 05:58), NOS
- ↑ Weblink bron NOS Nieuws“Weerrecords sneuvelden in november: 'opmerkelijk warm'” (Maandag 30 november 2020, 14:08), NOS