daarstellen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van daarstellen | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | daarstellen | daar te stellen | ||||||
toekomend | zullen daarstellen daar zullen stellen |
te zullen daarstellen daar te zullen stellen | |||||||
voltooid | tegenwoordig | daargesteld | te daargesteld | ||||||
toekomend | daargesteld zullen | daargesteld te zullen | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
daarstellend | daargesteld | ev. stel daar |
mv. verouderd stelt daar |
stelle daar (bijzin) daarstelle | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |
tegenwoordig (o.t.t.) | stel daar | stelt daar | stelt daar | stelt daar | stelt daar | stellen daar | stellen daar | stellen daar | |
verleden (o.v.t.) | stelde daar | stelde daar | stelde daar | stelde daar | stelde daar | stelden daar | stelden daar | stelden daar | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal daarstellen | zult/zal daarstellen | zult/zal daarstellen | zult daarstellen | zal daarstellen | zullen daarstellen | zullen daarstellen | zullen daarstellen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou daarstellen | zou daarstellen | zou(dt) daarstellen | zoudt daarstellen | zou daarstellen | zouden daarstellen | zouden daarstellen | zouden daarstellen | |
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |
tegenwoordig (o.t.t.) | daarstel | daarstelt | daarstelt | daarstelt | daarstelt | daarstellen | daarstellen | daarstellen | |
verleden (o.v.t.) | daarstelde | daarstelde | daarstelde | daarstelde | daarstelde | daarstelden | daarstelden | daarstelden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal daarstellen daar zal stellen |
zult/zal daarstellen daar zult/zal stellen |
zult/zal daarstellen daar zult/zal stellen |
zult daarstellen daar zult stellen |
zal daarstellen daar zal stellen |
zullen daarstellen daar zullen stellen |
zullen daarstellen daar zullen stellen |
zullen daarstellen daar zullen stellen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou daarstellen daar zou stellen |
zou daarstellen daar zou stellen |
zou(dt) daarstellen daar zou(dt) stellen |
zoudt daarstellen daar zoudt stellen |
zou daarstellen daar zou stellen |
zouden daarstellen daar zouden stellen |
zouden daarstellen daar zouden stellen |
zouden daarstellen daar zouden stellen | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij |