dégauchissiez
- tweede persoon meervoud onvoltooid verleden tijd (indicatif imparfait) van dégauchir
- tweede persoon meervoud tegenwoordige aanvoegende wijs (subjonctif présent) van dégauchir
- tweede persoon meervoud aanvoegende wijs (subjonctif imparfait) van dégauchir