Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • cri·sis·sfeer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord crisissfeer crisissferen
verkleinwoord crisissfeertje crisissfeertjes

Zelfstandig naamwoord

de crisissfeerv / m

  1. gespannen stemming binnen een groep die een noodsituatie meemaakt
     Angst voor de economische gevolgen van het coronavirus en een extreme daling van de olieprijs zorgden maandag wereldwijd voor een crisissfeer op de beurzen.[2]
     Na een pijnlijke 1-2 thuisnederlaag tegen Vitesse verkeert Ajax in crisissferen. Na het gemis van Europees voetbal, een historisch dieptepunt, is ook de competitiestart dramatisch.[3]
  2. (politiek) gespannen sfeer wanneer een politiek bestuur zijn steun in de volksvertegenwoordiging dreigt te verliezen
     Er heerst een crisissfeertje in het gemeentelijk bestuur van Ooststellingwerf. Nu raadslid Edwin Meijerhof zich heeft afgesplitst van Ooststellingwerfs Belang weet het college zich nog maar gesteund door 9 van de 21 zetels in de raad.[4]
     Wekenlang heerste er een crisissfeer rond de coalitie van VVD, CDA, D66 en ChristenUnie, maar het debat over het klimaatakkoord maakte duidelijk dat de rijen weer gesloten zijn.[5]
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Arnhemsche courant 12-10-1921
  2.   Weblink bron
    Erik van der Walle
    “Extreme prijsval olie zorgt voor crisis op markten” (9 maart 2020) op nrc.nl
  3.   Weblink bron
    Jesse van de Woestijne
    “Onthutsend zwak Ajax in crisissferen” (24 september 2017) op tubantia.nl
  4.   Weblink bron
    Lourens Looijenga
    “Coalitie in Ooststellingwerf in crisisvergadering bijeen” (8 juli 2020) op lc.nl
  5.   Weblink bron
    Guus Valk & Barbara Rijlaarsdam
    “De rust is terug in de coalitie – voor nu” (5 februari 2019) op nrc.nl