crescendo
- cres·cen·do
- Leenwoord uit het Italiaans, in de betekenis van ‘bijwoord: toenemend in sterkte’ voor het eerst aangetroffen in 1772 [1]
- van Italiaans crescendo [2]
- (muziek) steeds luider klinkend
- Deze passage moet crescendo worden gespeeld om zo het naderend onheil uit te drukken.
- steeds beter
- Na een moeilijke periode lopen de zaken nu weer crescendo.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | crescendo | crescendo's crescendi |
verkleinwoord | - | - |
het crescendo o
- (muziek) deel van een muziekstuk waarin de tonen steeds luider gaan klinken
- Het lange crescendo maakt dat het volume tijdens het spelen nauwelijks lijkt toe te nemen.
- (figuurlijk) iets wat steeds luider klinkt
- Het crescendo van de ruziënde stemmen trok steeds meer aandacht.
- toename, groei
- Zijn loopbaan leek lang een crescendo zonder einde.
- Het woord crescendo staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "crescendo" herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "crescendo" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ crescendo op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be