1. steeds luider klinkend (muzieknotatie)
  • cres·cen·do
  • Leenwoord uit het Italiaans, in de betekenis van ‘bijwoord: toenemend in sterkte’ voor het eerst aangetroffen in 1772 [1]
  • van Italiaans crescendo [2]
  1. (muziek) steeds luider klinkend
    • Deze passage moet crescendo worden gespeeld om zo het naderend onheil uit te drukken. 
  2. steeds beter
    • Na een moeilijke periode lopen de zaken nu weer crescendo. 
enkelvoud meervoud
naamwoord crescendo crescendo's
crescendi
verkleinwoord - -

het crescendoo

  1. (muziek) deel van een muziekstuk waarin de tonen steeds luider gaan klinken
    • Het lange crescendo maakt dat het volume tijdens het spelen nauwelijks lijkt toe te nemen. 
  2. (figuurlijk) iets wat steeds luider klinkt
    • Het crescendo van de ruziënde stemmen trok steeds meer aandacht. 
  3. toename, groei
    • Zijn loopbaan leek lang een crescendo zonder einde. 
90 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[3]