Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • co·ro·na·vac·cin
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord coronavaccin coronavaccins
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het coronavaccino

  1. (medisch) een vaccin om afweer op te bouwen ter bescherming tegen een coronavirus
    • Het nieuwe coronavaccin werd in 18 maanden tijd ontwikkeld. 
     ‘Ik ben gewoon iemand van: kop ervoor en gaan, en niet meer achterom kijken’, zegt Everts, die een oprecht plezier in haar nieuwe baan uitstraalt. Wel blijft het hopen dat de Olympische Spelen volgend jaar wel door kunnen gaan. Een coronavaccin zou die droom een eind op weg helpen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “De camping in plaats van de Olympische Spelen: ‘Dit is natuurlijk het andere uiterste’” (24 juli 2020), de Volkskrant