coronadreiger
- co·ro·na·drei·ger
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | coronadreiger | coronadreigers |
verkleinwoord |
de coronadreiger m
- dreigement door in gezicht van anderen te hoesten of spugen en te zeggen besmet te zijn met het coronavirus
- De coronadreiger werd door de politie opgepakt en moest twee maanden de cel in.