• co·re·gis·seur
enkelvoud meervoud
naamwoord coregisseur coregisseurs
verkleinwoord

de coregisseurm

  1. (kunst) (beroep) assistent van de persoon die de creatieve supervisie voert over uitvoerende kunst
     ... dat ik elk moment een deur voor hem had kunnen openen, hem bij een theaterproductie had kunnen betrekken, hem een laatste kans had kunnen geven om het toneel op te gaan, zijn rol te spelen en het welverdiende applaus in ontvangst te nemen en de ongetwijfeld lovende recensies, hem er op zijn minst als co-regisseur, als sparringpartner, consulent of wat dan ook bij had kunnen betrekken ...[1]
     Tijdens de montage is er een hele ploeg bijgekomen. Mijn vriend bijvoorbeeld, als coregisseur. En verschillende editors.[2]
  1. Johan Harstad (vert. Edith Koenders en Paula Stevens)
    “Max, Mischa & het Tet-offensief” (2017), Podium  , ISBN 9789057598500
  2.   Weblink bron
    Dennis Jansen
    “Linda Hakeboom over docu Nikkie de Jager: ‘Alles wat ik filmde, was meteen intiem’” (28-12-2020), Tubantia