Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • con·sult
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘raad’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1799 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord consult consulten
verkleinwoord consultje consultjes

Zelfstandig naamwoord

het consulto

  1. (medisch) (juridisch) een adviesgesprek met een arts of rechtsgeleerde
    • Hij ging naar het consult dat hij had afgesproken met de arts. 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
90 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen


Engels

Uitspraak
vervoeging
onbepaalde wijs to  consult 
he/she/it  consults 
verleden tijd  consulted 
voltooid
deelwoord
 consulted 
onvoltooid
deelwoord
 consulting 
gebiedende wijs  consult 

Werkwoord

consult

  1. raadplegen