connotatie
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: connotatie (hulp, bestand)
Woordafbreking
- con·no·ta·tie
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het middeleeuws Latijn, in de betekenis van ‘gevoelswaarde’ voor het eerst aangetroffen in 1698 [1]
- Afkomstig van het Latijnse connoto (-are), letterlijk 'erbij schrijven, erbij opmerken'
- Naamwoord van handeling van connoteren met het achtervoegsel -atie
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | connotatie | connotaties |
verkleinwoord | connotatietje | connotatietjes |
Zelfstandig naamwoord
de connotatie v
- (taalkunde) de bijklank of gevoelswaarde van een woord of woordgroep, die tot op zekere hoogte los staat van de letterlijke betekenis (denotatie)
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen
1. de bijklank of gevoelswaarde van een woord of woordgroep, die tot op zekere hoogte losstaat van de letterlijke betekenis
Gangbaarheid
- Het woord connotatie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "connotatie" herkend door:
70 % | van de Nederlanders; |
85 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "connotatie" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be