conjugeren
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: conjugeren (hulp, bestand)
Woordafbreking
- con·ju·ge·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
conjugeren |
conjugeerde |
geconjugeerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
conjugeren
- (taalkunde) de vervoegde vormen van een werkwoord vormen
- Hoe conjugeer je het werkwoord "être" ook al weer?.
- (logica) uit twee ware uitspraken een derde vormen
Gangbaarheid
- Het woord conjugeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.