Confetti

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • con·fet·ti
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Italiaans, in de betekenis van ‘papiersnippers’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1847 (Oorspronkelijk waren confetti snoepjes, die in Italië bij bruiloften aan de gasten uitgedeeld werden (de letterlijke vertaling uit het Italiaans is dan ook "suikerwaren")) [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord confetti -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de confettim

  1. felgekleurde papiersnippers die tijdens feesten en optochten in de lucht gegooid worden en dan in een wolk neerdwarrelen
    • De carnavalsoptocht trok al hossend en confetti strooiend door de straten. 
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen