Nederlands

 
samengesteldbloemige
Uitspraak
Woordafbreking
  • com·po·siet
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘samengestelde bloem’ voor het eerst aangetroffen in 1896 [1]
  • afgeleid van het Latijnse compositum (met het voorvoegsel com-) [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord composiet composieten
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de composietv / m [3] [4] [5] [6]

  1. (plantkunde) samengesteldbloemige plant (Compositae   of Asteraceae  )
  2. (al dan niet langs chemische weg vervaardigd) samengesteld materiaal
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Synoniemen
Vertalingen

Bijvoeglijk naamwoord

composiet

  1. samengesteld
  2. analoge manier om een kleuren video signaal op te slaan zodat deze door één twee-aderige kabel kan
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

89 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[7]

Meer informatie

Verwijzingen