Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • col·la·tie
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘vergelijking van teksten’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1475.[1]
  • [1-2] Leenwoord uit Frans collation ‘het bijeenbrengen, vergelijking’, ontleend aan Latijn collātiō ‘het bij elkaar brengen, bijdrage, vergelijking’.[2]
  • [3-4] Vroegnieuwnederlands collatie ‘lichte (avond)maaltijd (oorspr. na de geestelijke lezing ’s avonds)’, uit Middelnederlands collacie ‘godsdienstige toespraak’, ontleend aan Oudfrans collation ‘de lichte maaltijd en geestelijke lezing ’s avonds in het klooster’.[2]
  • [5] Middelnederlands collatie ‘raad’, ontleend aan Latijn.[2]
enkelvoud meervoud
naamwoord collatie collaties
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de collatiev [3]

  1. vergelijking van een afschrift met het origineel of met andere afschriften
  2. tekstvergelijking
  3. (religie) benoeming van een geestelijke, pastoor of dominee
  4. (religie) bijeenkomst van kloosterlingen, maaltijd die dan gebruikt wordt
  5. (juridisch) (verouderd) inbreng door erfgenamen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

44 % van de Nederlanders;
53 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen