Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • col·la·bo·ra·tie
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord collaboratie collaboraties
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de collaboratiev

  1. met anderen werken aan een gemeenschappelijk doel
  2. samenwerking met de bezetter van je land

Gangbaarheid

95 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen