Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ci·ce·ro·ne
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord cicerone cicerones
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de ciceronem

  1. iemand die bezoekers van een bepaalde plaats, stad of streek rondleidt
Synoniemen

Gangbaarheid

42 % van de Nederlanders;
49 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen