Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • cho·quant
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Frans
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen choquant choquanter choquantst
verbogen choquante choquantere choquantste
partitief choquants choquanters -

Bijvoeglijk naamwoord

choquant

  1. aanstootgevend
     Om dat doel te bereiken moet de zoon zijn vader, zijn concurrent, elimineren, want de geprivilegieerde vader wil zijn eega niet met zijn zoons delen - choquant en egoïstisch; het incestverbod is feitelijk een poging machtsverhoudingen te reguleren.[1]
     In een fantasie zag ik mij aan een tafeltje zitten en in een boterham met kaas bijten, terwijl studenten langs de glazen wand trokken. De meeste studenten zullen zich niets aantrekken van een kauwende docent in de vastenmaand. Maar wat gaan de leerlingen zeggen die het choquant vinden?[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

36 % van de Nederlanders;
56 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “De tekst van het Groot Dictee der Nederlandse Taal 2011” (14-12-2011), Tubantia
  2.   Weblink bron “Werkplek” (20 oktober 2012), de Volkskrant
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


Frans

Werkwoord

choquant

  1. tegenwoordig deelwoord (participe présent) van choquer