• chi·doe·sjiem

de chidoesjiemv / m

  1. (Jiddisch-Hebreeuws) 'novellen' (in juridische, halachische zin), als resultaat van een methode van Tora- en Talmoedstudie waarbij gestreefd wordt naar nieuwe halachische inzichten door niet allereerst de tekst te verklaren, maar vooral te letten op de beginselen en thema's daarvan