Frans

Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

casserole v

  1. pan, stoofpan
  2. (spreektaal) valse piano, rammelkast [2]
  3. (spreektaal) flop
    «Cette vedette a connu ses casseroles, elle aussi.»
    Ook die ster heeft zijn/haar mislukkingen gekend. [2]
Uitdrukkingen en gezegden
  • avoir des casseroles au cul.
een lijk in de kast hebben.
  • traîner une casserole.
een lijk in de kast hebben, door de onthulling van een eerder geheimgehouden, gênante zaak achtervolgd worden.
  • passer à la casserole.
voor de bijl gaan.

Verwijzingen