1. soort struik die groeit in het westen van Noord-Amerika (Frangula purshiana)
2. Gedroogde schors waaruit het laxeermiddel cascara wordt bereid.
  • cas·ca·ra

decascarav/m

  1. (plantkunde) soort struik of kleine boom die groeit in het westen van Noord-Amerika, Frangula purshiana op Wikispecies
  2. (medisch) laxeermiddel met een wat bittere smaak, gemaakt uit de schors van de cascara
31 %van de Nederlanders;
16 %van de Vlamingen.[3]
vervoeging van
cascar

cascara

  1. aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud verleden tijd (pretérito imperfecto) van cascar
  2. aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud verleden tijd (pretérito imperfecto) van cascar