cartonner

  1. (spreektaal) veel succes hebben
    «Apparemment, tu cartonnes en math avec ces notes.»
    Aan deze cijfers te zien heb je kennelijk veel succes met wiskunde. [1]
  2. (spreektaal) de boel naar de verdommenis helpen, een ongeluk hebben
    «J’ai cartonné en voiture en allant au boulot.»
    Ik heb mijn wagen in de prak gereden toen ik naar het werk ging [1]
  3. (spreektaal) seks hebben
    «A force de cartonner, ces gonzesses risquent le choper le dasse.»
    Die meiden riskeren aids door altijd maar seks te hebben. [1]
  4. (spreektaal) een kaartje leggen [1]