cartonner
cartonner
- (spreektaal) veel succes hebben
- «Apparemment, tu cartonnes en math avec ces notes.»
- Aan deze cijfers te zien heb je kennelijk veel succes met wiskunde. [1]
- «Apparemment, tu cartonnes en math avec ces notes.»
- (spreektaal) de boel naar de verdommenis helpen, een ongeluk hebben
- «J’ai cartonné en voiture en allant au boulot.»
- Ik heb mijn wagen in de prak gereden toen ik naar het werk ging [1]
- «J’ai cartonné en voiture en allant au boulot.»
- (spreektaal) seks hebben
- «A force de cartonner, ces gonzesses risquent le choper le dasse.»
- Die meiden riskeren aids door altijd maar seks te hebben. [1]
- «A force de cartonner, ces gonzesses risquent le choper le dasse.»
- (spreektaal) een kaartje leggen [1]