Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ca·me·ra·oog
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord cameraoog cameraogen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het cameraoogo

  1. een camera met enkele functionaliteiten die horen bij een oog
    • Terwijl agenten achter het schoolcomplex waren, zag de centralist, via het cameraoog, dat een fiets tegen een hek stond. Hij kon zijn collega’s ter plekke melden dat de vermoedelijke inbrekers er op een fiets vandoor vandoor gingen. Zo kon een snelle aanhouding volgen. [1] 
    • De filmmaker kan zijn high-tech cameraoog in en uit doen en zichzelf met zijn eigen oog filmen. Hij is een ware cyborg: 'Deels mens, deels machine', of zoals Spence het noemt, 'Eyeborg Man'. [2] 
  2. lensopening van een camera
    • Aan de privacy is ook gedacht, want Logitech levert een external privacy shutter mee, een schitterende marketingvondst voor een stoffen klepje dat voor het cameraoog gehangen wordt. Minder schitterend is dat deze privacy shutter de microfoon niet afshut. [3] 

Gangbaarheid

86 % van de Nederlanders;
85 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Tubantia Roel Lutkenhaus 25-06-10 Agenten willen camera op dak behouden
  2. Tubantia Ali Haselhoef 28-08-11 Filmmaker laat camera in oog zetten
  3. de Volkskrant Bard van de Weijer25 maart 2017 Deze webcam is een must voor elke vlogger
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be