calculeren
- Geluid: calculeren (hulp, bestand)
- cal·cu·le·ren
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘berekenen’ voor het eerst aangetroffen in 1611 [1]
- Naamwoord van handeling van het Franse calculer (met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
calculeren |
calculeerde |
gecalculeerd |
zwak -d | volledig |
calculeren
- overgankelijk iemand berekent iets
- Het calculeren van de kosten van de medische behandeling was te ingewikkeld.
1. rekenen
- Het woord calculeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "calculeren" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "calculeren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ calculeren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be