cailler
cailler
- (spreektaal) koud zijn
- «Ça caille ici.»
- Het is hier ijskoud. [1]
- «Ça caille ici.»
- (spreektaal) verkleumen, het koud hebben
- «Je caille dans ces pompes de ski!»
- Ik bevries in deze skischoenen! [1]
- «Je caille dans ces pompes de ski!»