cadeaucheque
- ca·deau·che·que
- samenstelling van cadeau zn en cheque zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | cadeaucheque | cadeaucheques |
verkleinwoord |
de cadeaucheque m
- een bon die je aan iemand als gift geeft en waarmee de ontvanger zelf een presentje kan kopen
- ▸ "Werknemers zijn veel waard, veel meer dan die 35 euro voor een kerstpakket. Dus het schrappen van zo'n cadeautje is erg dom, een slecht signaal naar je medewerkers." Een baas die het afdoet met een cadeaucheque, laat volgens Dolfsma wel erg blijken ongeïnteresseerd te zijn. "Dan maak je je er wel erg makkelijk van af."[1]
- ▸ De BKT-Zorg in Ootmarsum zit zo te springen om nieuw personeel, dat ze een cadeaucheque van 75 euro beschikbaar stelt aan degene die een nieuwe collega aanbrengt.[2]
- Het woord cadeaucheque staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑
Weblink bron
Jeroen Schutijser“Niet zomaar streep door kerstpakket” (08-11-2012), NOS - ↑
Weblink bron
Marthy Rothe“75 euro voor vinden van collega” (22-06-2007), Tubantia