buitenvrouw
- Geluid: buitenvrouw (hulp, bestand)
- bui·ten·vrouw
- Leenwoord uit het Surinaams-Nederlands, in de betekenis van ‘elders wonende bijzit’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1971 [1]
- samenstelling van buiten en vrouw zn [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | buitenvrouw | buitenvrouwen |
verkleinwoord | - | - |
de buitenvrouw v
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Het woord buitenvrouw staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.