buikspier
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- buik·spier
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | buikspier | buikspieren |
verkleinwoord | buikspiertje | buikspiertjes |
Zelfstandig naamwoord
- (biologie) elk van de spieren in de voorwand van de buik
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord buikspier staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "buikspier" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be