braquer

  1. (spreektaal) mikken met een vuurwapen, op de korrel nemen [1]
  2. (spreektaal) gewapend overvallen
    «Hier, Lolo et Lulu ont essayé de braquer la BNP.»
    Lolo en Lulu hebben gisteren geprobeerd de BNP (Banque Nationale Populaire) te overvallen.

se braquer

  1. (spreektaal) boos worden, zich verzetten
    «Sophie s'est braquée contre son frère.»
    Sophie is boos geworden op haar broer. [1]