Nederlands

 
brandkast
Uitspraak
Woordafbreking
  • brand·kast
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord brandkast brandkasten
verkleinwoord brandkastje brandkastjes

Zelfstandig naamwoord

de brandkastv / m

  1. een kast die de inhoud ook tijdens een brand beschermd
    • - Een brandkast beschermt de inhoud tegen brand en diefstal, maar niet tegen de thermische lans van Aage Meinesz (1942-1985).. 
    • - In de kelder van de bank stond een enorme brandkast. 
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be