bralaap
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bral·aap
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bralaap | bralapen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het bralaap o
- (pejoratief) snoever, opschepper
- (pejoratief) corpsbal
- ▸ De symboliek is treffend: negenhonderd bralapen gaan naar een virusgebied, en als ze terugkomen lopen vooral anderen risico. Zij zelf niet, want het zijn ‘neem ik aan, jonge gezonde mensen’, zei een viroloog afgelopen week tegen het Dagblad van het Noorden.[2]
Gangbaarheid
- Het woord 'bralaap' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bralaap" herkend door:
38 % | van de Nederlanders; |
22 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ bralaap op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron “‘Negenhonderd bralapen gaan naar een virusgebied, en als ze terugkomen lopen vooral anderen risico’” (6 mrt. 2020), Revu
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be