Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bo·ven·haalt

Werkwoord

vervoeging van
bovenhalen

bovenhaalt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bovenhalen
    • ... dat jij bovenhaalt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bovenhalen
    • ... dat hij bovenhaalt.