Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bo·ven·haal·de

Werkwoord

vervoeging van
bovenhalen

bovenhaalde

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van bovenhalen
    • ... dat ik bovenhaalde. 
    • ... dat jij bovenhaalde. 
    • ... dat hij, zij, het bovenhaalde.