bouwput
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bouw·put
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van bouw ww en put [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bouwput | bouwputten |
verkleinwoord | bouwputje | bouwputjes |
Zelfstandig naamwoord
de bouwput m
Gangbaarheid
- Het woord bouwput staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bouwput" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be