bouwdeel
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bouw·deel
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van bouwen ww en deel zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bouwdeel | bouwdelen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het bouwdeel o
- duidelijk afscheidbaar onderdeel van een gebouwencomplex
- ▸ Na de fatale brand in de Grenfell Tower in Londen werd bouwdeel C ontruimd, toen uit onderzoek was gebleken dat de gevelbekleding niet aan de huidige normen van brandveiligheid voldeed. Later werd zelfs besloten dat deel van de school te slopen.[1]
- ▸ In het zogeheten bouwdeel A willen stichting ViaVie Welzijn en Avedan (voorheen Maatschappelijk Werk Noord West Twente) hun intrek nemen.[2]
Vertalingen
1. duidelijk afscheidbaar onderdeel van een gebouwencomplex
Gangbaarheid
- Het woord bouwdeel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “Rapport: sluiting locatie Hogeschool Rotterdam was niet nodig” (17-04-2019,), NOS
- ↑ Weblink bron Ronald Vrugteman“ViaVie Welzijn en Avedan
bij elkaar in gemeentehuis Rijssen” (02-07-2018), Tubantia