• bouw·con·struc·tie
enkelvoud meervoud
naamwoord bouwconstructie bouwconstructies
verkleinwoord

de bouwconstructiev

  1. de wijze waarop een gebouw gemaakt is
     Volgens de Onderzoeksraad is de gevaarlijke situatie door niemand herkend. "De bedrijven vertrouwden op hun ervaring in plaats van de nieuwe bouwconstructie te blijven controleren", oordeelt de raad. Er wordt niet gezegd of er sprake was van tijdsdruk.[2]
     Primark zegt in een verklaring al te werken aan nieuwe richtlijnen voor de arbeidsomstandigheden in productielanden. Na het drama in Bangladesh zal daarin ook de kwaliteit van de bouwconstructie als criterium worden opgenomen.[3]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Fouten van aannemer Grolsch Veste” (Dinsdag 3 juli 2012, 12:01), NOS
  3.   Weblink bron “Protesten Bangladesh na instorting” (Donderdag 25 april 2013, 08:13), NOS