enkelvoud |
meervoud |
zonder lidwoord |
met lidwoord |
zonder lidwoord |
met lidwoord |
boulot |
le boulot |
boulots |
les boulots |
boulot m
- (informeel): baan, taak, werk
- «Alors, j'ai fait tout ce boulot pour des prunes?»
- Dus ik heb al dat werk voor nop gedaan? (pour des prunes: voor pruimen) [1]
- iemand met een kort en dik postuur
- een soort brood