botenbouwer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: botenbouwer (hulp, bestand)
Woordafbreking
- bo·ten·bou·wer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | botenbouwer | botenbouwers |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de botenbouwer m
- (beroep) iemand die boten bouwt
Gangbaarheid
- Het woord botenbouwer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.