bosaap
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bos·aap
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van bos en aap
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bosaap | bosapen |
verkleinwoord | bosaapje | bosaapjes |
Zelfstandig naamwoord
de bosaap m
- (dierkunde) een aap die in een bos woont
- (pejoratief) iemand die zich ongemanierd gedraagt; iemand met een verwilderd uiterlijk
Gangbaarheid
- Het woord bosaap staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.