bootreis
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- boot·reis
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van boot en reis
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bootreis | bootreizen |
verkleinwoord | bootreisje | bootreisjes |
Zelfstandig naamwoord
- een reis die je maakt met een boot
- Vroeger maakte je een bootreis van vele weken naar Indonesië, terwijl je tegenwoordig er binnen een dag bent met een vliegtuig.
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord bootreis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bootreis" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be