bootkopers
- Geluid: bootkopers (hulp, bestand)
- IPA: / ˈbotkopərs / (3 lettergrepen)
- boot·ko·pers
- bootkoper met uitgang -s
de bootkopers mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord bootkoper
- ▸ Vink beaamt dat jachtmakelaars zware tijden doormaken: “Vorig jaar trad al een vertraging op in de verkoop van gebruikte schepen. Daar zijn de stille winterperiode en de economische crisis nog eens bovenop gekomen. Het is een echte kopersmarkt nu, net als bij de huizen. Bootkopers bieden gerust vijftig procent minder dan de vraagprijs,” weet hij.[1]
- Het woord 'bootkopers' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Weblink bron “'Geen nieuwe boot maar een betere oude'” (8 mei 2009) op bndestem.nl