Nederlands

 
Uitspraak
Woordafbreking
  • boom·valk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord boomvalk boomvalken
verkleinwoord boomvalkje boomvalkjes

Zelfstandig naamwoord

de boomvalkv / m

  1. (valkachtigen) kleine sierlijke valk, Falco subbuteo  , familie van de torenvalk
Hyperoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

85 % van de Nederlanders;
89 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen