bomberen
- bom·be·ren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
bomberen |
bombeerde |
gebombeerd |
zwak -d | volledig |
bomberen [3]
- overgankelijk bol maken
- Het woord bomberen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.