boerenheikneuter
- boe·ren·hei·kneu·ter
- samenstelling van boer en heikneuter met het invoegsel -en-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | boerenheikneuter | boerenheikneuters |
verkleinwoord | boerenheikneutertje | boerenheikneutertjes |
de boerenheikneuter m
- (scheldwoord) een onbeschaafd, onwetend persoon
- Gedraag je niet als een boerenheikneuter, man.
- Het woord 'boerenheikneuter' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.