Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • boek·waar·de
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord boekwaarde boekwaarden
boekwaardes
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de boekwaardev

  1. de geschatte waarde van iet zoals deze in de boekhouding (balans) is opgenomen; de aanschafprijs minus de afschrijvingen
    • Het kopen en direct doorverkopen levert de gemeente een financieel voordeel op. Het bedrag dat de koper moet neertellen is hoger dan de boekwaarde van de locatie die de gemeente aan de Veiligheidsregio moet betalen. De ontwikkelaars willen woningbouw realiseren aan de Spanbeddestraat. Hiervoor moet het bestemmingsplan worden gewijzigd. [1] 
    • 'Groot onderhoud' gaat minstens 3,2 miljoen euro kosten. Geld dat nodig is om de technische installaties in het bad weer up to date te krijgen. Bij revitalisatie kan wordeen gekozen voor de basisvariant (kosten 5,3 miljoen) of een uitgebreide optie (kosten 7,2 miljoen). Een nieuw Vondersweijde kost ongeveer 7,5 miljoen euro (zonder sporthal) of bijna 10 miljoen euro (met sporthal). Bedragen waar de boekwaarde van het sportcentrum (ruim 2,4 miljoen euro) nog eens bij opgeteld moet worden. [2] 
    • Het kabinet meldt aan de Kamer dat de verkoop van 83 Rijksgebouwen 102 miljoen euro heeft opgebracht. Het verzuimt echter te melden dat de boekwaarde van deze panden eerst met 100 miljoen euro naar beneden werd gebracht. De werkelijke opbrengst was per saldo dus maar 2 miljoen, concludeert de Rekenkamer. [3] 

Gangbaarheid

95 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen