een manier van uitdrukken die normaal is in boeken, maar die men meestal niet gebruikt in gesprekken
Kleine zielen is vrolijker, kleurrijker en warmer dan het vorige deel van de Couperustriologie, maar een gericht plot ontbreekt. Tachelet blijft te trouw aan Couperus'bloemrijke boekentaal.[2]
Jeroen Krabbé verstaat de kunst van boekentaal theatertekst te maken, maar ook zijn rolopvatting blijft theoretisch.[3]
Ook de stijl kan nog iets scherper: de zinnen hangen ritmisch soms tussen spreektaal en schrijftaal in. Het is daardoor niet altijd duidelijk wat Schmitz nu wil: kindertaal of boekentaal. Maar die nurkse tienerwijsheden maken alles goed. En het belangrijkste is dat de mensen kloppen en de lezers mee weten te slepen naar hun bijzondere wereld, die om de hoek van je eigen straat zou kunnen zijn.[4]