Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bo·de·me·rij
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bodemerij bodemerijen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de bodemerijv

  1. (handel) (geschiedenis) lening waarvan de aflossing en rente niet betaald hoeven te worden voor zover een schip of een scheepslading op zee verloren gaat
    • Andere handelspraktijken, zoals de partenrederij (opdeling van het risico door het eigendom van een schip op te delen in een groot aantal verhandelbare ‘scheepsparten’) of de bodemerij (verpanding van schip en lading om fondsen voor de uitrusting en de vaart te verkrijgen) maakten de Hollandse koopvaardij tot een bedrijfstak die beter tegen de risico's van oorlog, kaapvaart, natuurgeweld en andere oorzaken van averij was opgewassen dan die van veel andere landen. [3]

Gangbaarheid

15 % van de Nederlanders;
11 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen