bobsleet
- bob·sleet
vervoeging van |
---|
bobsleeën |
bobsleet
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bobsleeën
- Jij bobsleet.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bobsleeën
- Hij bobsleet.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van bobsleeën
- Bobsleet!
- Het woord bobsleet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.